AUSTRALISCHE FLAPPENTAK


Als je deze dieren voor het eerst ziet zou je haast kunnen denken dat ze van een andere planeet komen. Australische flappentakken zijn dan misschien niet moeders mooiste, maar het zijn meesters in camouflage en zeker één van de meest bizarre dieren op aarde.

Hier lees je alles over de Australische flappentak; waar ze leven, hoe ze eruitzien, de bizarre verdedigingstactieken van deze insecten én hoe je ze kunt verzorgen als huisdieren! Klik op het menu hieronder om direct door te gaan naar de stukjes!

1. BIJZONDERE KENMERKEN

2. VERSPREIDING EN VOEDING

3. VOORTPLANTING EN GROEI

4. VERZORGING ALS HUISDIER

Latijnse Naam: Extatosoma tiaratum
Klasse: Arthropoda

BIJZONDERE KENMERKEN

Wandelende takken komen zo’n beetje overal op aarde voor met uitzondering van de poolstreken en er zijn meer dan 6000 verschillende soorten bekend! Al deze insecten hebben één ding gemeen, ze zijn namelijk bizar goed gecamoufleerd. Sommigen zijn haast niet te onderscheiden van dorre takken, terwijl anderen juist heel erg lijken op een sappig blaadje aan de boom. De Australische flappentak wordt ook wel ‘Australische doorntak’ genoemd en dat is niet voor niets: De vrouwtjes hebben namelijk stekels over hun hele lichaam en vooral boven op hun kop. Daar danken ze dan ook hun Latijnse naam aan: Extatosoma tiaratum. Tiaratum komt namelijk van het Latijnse Tiara, dat ‘Kroon in drie delen’ betekent. Met zo’n mooie kroon op de kop zijn ze niet alleen de koninginnen van het insectenrijk, ze kunnen zich er namelijk ook nog heel goed mee verdedigen!

Schorpioen in dreigende positie (links) en imitatie van flappentak (rechts). Dieren die elkaar nadoen komen in de natuur heel veel voor en dit wordt ook wel ‘mimicry’ genoemd. Dit kan gaan om kleur, patronen, uiterlijk of bijvoorbeeld gedrag. Flappentakken imiteren giftige schorpioenen om roofdieren af te schrikken.

Wanneer de vrouwtjes zich bedreigd voelen rollen ze hun staart omhoog en steken ze de voorpoten in de lucht. In deze positie lijken ze precies op een gevaarlijke schorpioen, klaar om het roofdier een flinke steek gif te geven. Een aanvaller zal daarom wel twee keer nadenken voordat ze een flappentak te pakken willen nemen! Als de camouflage en de schorpioen-pose toch niet werkt en de flappentak gepakt wordt door een roofdier hebben ze nóg een laatste verdediging: volop hun stekels in de belager prikken. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes hebben grote stekels op hun achterpoten waarmee ze behoorlijk hard kunnen knijpen. Ze slaan met die poten om zich heen tot ze een stuk van de belager te pakken hebben gekregen en trekken dan hun poten in, waardoor de stekels als weerhaken in de huid van het roofdier geboord worden!

Mannetjes en vrouwtjes van de Australische flappentak (Extatosoma tiaratum) zien er zeer verschillend uit. Vrouwtjes kenmerken zich door hun dikke achterlichaam, grote poten en kleine vleugels. Mannetjes hebben opvallend grote vleugels, slang achterlichaam (abdomen) en de voelsprieten kunnen tot wel 2-3 keer zo lang zijn als die van de vrouwtjes.

Qua uiterlijk zijn deze Australische flappentakken niet moeders mooiste, sterker nog: als je ze van dichtbij bekijkt lijkt het alsof ze uit een andere dimensie komen. Met al die stekels lijken ze ook eigenlijk meer op een cactus dan op een tak of blad, maar tussen de verdorde bladeren van de bomen waar ze in leven vallen ze toch bijna niet op. Met hun bruine en soms groene kleuren hebben ze een perfect gecamoufleerd huid en door doodstil in de takken te blijven zitten zal geen roofdier ze kunnen vinden.

Wetenschappers hebben heel lang gedacht dat de mannetjes en vrouwtjes twee aparte soorten waren, omdat ze er zo ontzettend verschillend uitzien. De vrouwtjes kunnen wel 15cm lang worden en hebben een heel dik lichaam, volledig bedekt met stekels. De mannetjes daarintegen hebben een dun achterlijf, smalle poten…én enorme vleugels. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes hebben vleugels, maar alleen het mannetje kan ermee vliegen…wat je vliegen kunt noemen. De vliegspieren van deze flappentakken zijn niet sterk genoeg om grote afstanden af te leggen, maar in geval van nood of als er gevaar is kan het mannetje zich van een tak laten vallen en naar beneden zweven.


VERSPREIDING & VOEDING

Zoals de naam al zegt, komen Australische flappentakken van nature voor in Australië. Vooral in de bossen van Queensland en New South Wales (West-kust van Australië) worden ze veel gevonden, maar door de verspreiding van eitjes door vogels en mensen komen ze nu ook in de tropische bossen van Nieuw-Guinea voor. In de gebieden waar ze van nature voorkomen eten ze voornamelijk Eucalyptus, maar in Europa en de minder tropische gebieden is deze boomsoort nauwelijks te vinden. Naast Eucalyptus eten ze ook bladeren van de hazelaar, eik, berk, beuk en acacia. In gevangenschap eten ze vaak bladeren van braamstruiken, meidoorn, framboos of Lijsterbes.

De Australische flappentak komt van nature voor in Australië. Vooral in de bossen van Queensland en New South Wales (West-kust van Australië) worden ze veel gevonden, maar door de verspreiding van eitjes door vogels en mensen komen ze nu ook in de tropische bossen van Nieuw-Guinea voor.
De Australische flappentak komt van nature voor in Australië. Vooral in de bossen van Queensland en New South Wales (West-kust van Australië) worden ze veel gevonden, maar door de verspreiding van eitjes door vogels en mensen komen ze nu ook in de tropische bossen van Nieuw-Guinea voor.

VOORTPLANTING & GROEI

De Australische flappentak kan zich op twee manieren voortplanten: geslachtelijk (dus met seks) en ongeslachtelijk (zonder seks). Ongeslachtelijke voortplanting wordt ook wel ‘parthenogenese’ genoemd en komt voor als er geen mannetjes in de buurt zijn op het moment dat de vrouwtjes klaar zijn om eitjes te gaan leggen. Wanneer er wel mannetjes in de buurt zijn kunnen de eitjes worden bevrucht voordat het vrouwtje de eitjes gaat leggen. Vrouwtjes produceren speciale stofjes, feromonen, zodat de mannetjes weten dat ze zin heeft om te paren. De mannetjes kruipen dan op de rug of op de buik van het vrouwtje en maken een zakje met sperma aan. Dit zakje pakt het mannetje vast met zijn achterlijf en brengt het in bij het vrouwtje, die vervolgens het zaad gebruikt om de eitjes te bevruchten. Dit kan úren duren, in tegenstelling tot de meeste menselijke mannetjes ahum ahum.

Eitjes van Extatosoma tiaratum zijn ovaalvormig en beige-bruin gekleurd. Het vrouwtje bedekt de buitenkant van het eitje met vetten en zoetige stoffen. Wanneer het eitje klaar is om gelegd te worden houdt ze deze vast met haar ovipositor aan het uitende van haar staart en zwiept het eitje weg.
Eitjes van Extatosoma tiaratum zijn ovaalvormig en beige-bruin gekleurd. Het vrouwtje bedekt de buitenkant van het eitje met vetten en zoetige stoffen. Wanneer het eitje klaar is om gelegd te worden houdt ze deze vast met haar ovipositor aan het uitende van haar staart en zwiept het eitje weg.

Het eitje is een beetje ovaal gevormd en beige-bruin gekleurd. Het vrouwtje zwiept de eitjes één voor één weg, waardoor ze soms wel een paar meter verderop op de grond landen. De buitenkant van het eitje is bedekt met een laag vetten en zoetige stoffen, een lekker maaltje voor een andere insectensoort die daar in de bossen voorkomt. Mieren zijn gek op de zoetige stoffen op het eitje en nemen de eitjes mee naar hun kolonie, waar ze de snoeplaag opeten en het eitje daarna achterlaten in het ondergrondse gangenstelsel. Heel handig, want daarbinnen is het eitje veilig en kan het lekker uitbroeden in het vochtige en warme hol van de mieren.

Onbevruchte eitjes doen er zo’n 10 tot 12 maanden over om uit te komen en er komen dan alleen maar vrouwtjes uit. Dit komt omdat de jongen uit de onbevruchte eitjes eigenlijk gewoon clones zijn van de moeder. Bevruchte eitjes komen veel sneller uit, binnen 5 tot 6 maanden, met zowel mannetjes als vrouwtjes.

De jonge flappentakken, extatosoma tiaratum, die net uit het ei komen lijken identiek aan een mierensoort leptomyrmex die in hetzelfde gebied voorkomt. Deze vorm van mimicry biedt bescherming voor de flappentak, omdat de felle kleuren een teken geven van 'gevaar' en 'giftig'.
De jonge flappentakken (rechts) die net uit het ei komen lijken identiek aan een mierensoort (links) die in hetzelfde gebied voorkomt. Deze vorm van mimicry biedt bescherming voor de flappentak, omdat de felle kleuren een teken geven van ‘gevaar’ en ‘giftig’.

BIZAR is dat de jongen van de flappentakken precies lijken op de mieren die de eitjes meenemen. Dit noemen we ook wel ‘mimicry’ en is een van de meest bijzondere eigenschappen van de Australische flappentak. Wanneer de flappentak uit het eitje komt is deze pikzwart met een witte nek en felrode kop. Deze afschrikwekkende kleuren hebben een heel duidelijk doel: aan roofdieren laten zien dat je giftig bent! De mieren uit deze kolonies zijn inderdaad ook giftig en worden daarom meestal met rust gelaten, handig voor de flappentak-jongen, want die kunnen daardoor ongestoord hun gang gaan. Ze zien er namelijk niet alleen uit als een mier, ze lopen zelfs als een mier! Volwassen flappentakken zijn vrij langzaam, vooral om niet op te vallen. De jongen kunnen juist heel snel lopen en verlaten zo snel mogelijk het nest en klimmen de bomen in.

Wandelende takken zijn insecten en kenmerken zich door hun harde, uitwendige skelet: het zogenaamde ‘exoskelet’. Die harde laag aan de buitenkant van hun lichaam heeft dezelfde functie als onze botten én biedt ook nog eens extra bescherming. Één groot nadeel, dit pantser groeit niet mee. Om te kunnen groeien moeten de flappentakken dus vervellen, hoe dat gaat zie je in deze video:


WIST JE DAT?

Wanneer een flappentak-vrouwtje zich bedreigd voelt kan ze de houding van een schorpioen aannemen om zo de aanvaller af te schrikken. Maar ze heeft nog een truukje om vijanden uit de buurt te houden…heel erg stinken! Als ze in paniek is scheidt het flappentak-vrouwtje een stofje af dat voor de meeste roofdieren ontzettend stinkt en zullen zich dan wel twee keer bedenken voordat ze haar opeten. Maar voor mensen werkt dat niet helemaal…Bij ons werkt de perceptie en gevoeligheid voor deze geurstoffen anders, waardoor het bij ons ruikt naar vanille-fudge!

Er zijn meer dan 6000 verschillende soorten wandelende takken en dat maakt het soms lastig om nieuwe soorten een goede naam te geven. Het komt namelijk wel eens voor dat een soort die al lang ontdekt is ineens ergens anders in de stamboom geplaatst wordt en de Latijnse naam dus niet meer klopt. Daarom krijgen alle wandelende takken ook een nummer! Dit is het PSG-nummer; de Australische flappentak is bijvoorbeeld PSG-9, waarbij PSG staat voor Phasmid Study Group. De Phasmid Study Group is een groep mensen die onderzoek doet naar deze dieren!


VERZORGING

Extatosoma tiaratum is een soort die veel als huisdier gehouden wordt, omdat het een makkelijke soort is om te verzorgen. Voordat je flappentakken aanschaft of eitjes koopt om uit te laten komen zijn er een aantal dingen waar aan gedacht moet worden:

EITJES UITBROEDEN
De eitjes van de flappentak moeten relatief koel gehouden worden: maximale temperaturen van 25°C, anders is de kans groot dat de embryo’s het niet overleven. Zorg dat de eitjes in een afgesloten bakje zitten, zodat de flappentakken niet kunnen ontsnappen wanneer ze uitkomen. Het is wel belangrijk om te zorgen dat er verse lucht in het bakje kan komen, dus prik gaatjes in het deksel. Regelmatig de eitjes besproeien is essentieel om te zorgen dat de luchtvochtigheid hoog blijft, anders komen de eitjes niet uit. Pas op met teveel sproeien, bij te hoge vochtigheid kan schimmel optreden.

Bakje met eitjes met een flappantak-jong dat net uit het eitje komt (links). Pas uitgekomen flappentak (rechts) noemen we ook wel een 'hatchling'. Eitjes kunnen bewaard worden in een plastic bakje met voldoende beluchtings-gaatjes en een bodem van bv. wc-papier of vermiculite (verkrijgbaar in de dierenwinkel). Wanneer een flappentak uit het ei kruipt is de huid nog zacht en rekbaar. Het jong blaast zichzelf op met lucht en groeit daardoor enorm. Flappentakken die net uit het ei komen zijn bijzonder snel en kunnen gemakkelijk ontsnappen.
Bakje met eitjes met een flappantak-jong dat net uit het eitje komt (links). Pas uitgekomen flappentak (rechts) noemen we ook wel een ‘hatchling’. Eitjes kunnen bewaard worden in een plastic bakje met voldoende beluchtings-gaatjes en een bodem van bv. wc-papier of vermiculite (verkrijgbaar in de dierenwinkel). Wanneer een flappentak uit het ei kruipt is de huid nog zacht en rekbaar. Het jong blaast zichzelf op met lucht en groeit daardoor enorm. Flappentakken die net uit het ei komen zijn bijzonder snel en kunnen gemakkelijk ontsnappen.

TERRARIUM
Flappentakken kunnen heel goed gehouden worden in een terrarium van minimaal 45 cm hoog en 30 cm breed. Wanneer de flappentakken ouder (en groter) worden, of wanneer je veel flappentakken bij elkaar zet is het aangeraden om een groter terrarium aan te schaffen. Flappentakken hebben veel ruimte en begroeiing nodig om genoeg te kunnen bewegen en elkaar niet in de weg te zitten. Planten, gaas of oude takken zijn nodig, omdat flappentakken veel ondersteboven hangen en zich ergens aan vast moeten kunnen houden. Genoeg beluchting in de bak is essentieel, dus zorg voor gaas aan de bovenkant of beluchtingsgaatjes rondom de bak.

VOEDING
In de gebieden waar ze van nature voorkomen eten ze voornamelijk Eucalyptus, maar in Europa en de minder tropische gebieden is deze boomsoort nauwelijks te vinden. Naast Eucalyptus eten ze ook bladeren van de hazelaar, eik, berk, beuk en acacia. In gevangenschap eten ze vaak bladeren van braamstruiken, meidoorn, framboos of Lijsterbes. Zorg dat de bladeren vers zijn, zonder schimmel of pesticiden! Braam is de hele winter door te vinden, maar het is belangrijk om dan te proberen zo veel mogelijk van de scherpe stekels van de stelen af te halen om te zorgen dat de flappentakken zich niet kunnen verwonden. Leg geen losse bladeren in het terrarium, die worden namelijk niet gegeten. Flappentakken zullen zich regelmatig ondersteboven aan bladeren of takken vasthouden om vervolgens van de bladeren te knabbelen. Zet dus grote takken met veel bladeren in het terrarium in een vaas of beker met water om te voorkomen dat de bladeren snel uitdrogen. Sproei regelmatig water over de bladeren heen zodat de flappentakken genoeg vocht binnen krijgen, maar voorkom dat het te vochtig wordt. Bij te hoge vochtigheid kan het gaan schimmelen. Met name de uitwerpselen onder in de bak kunnen snel gaan schimmelen, dus leg bijvoorbeeld kranten op de bodem om deze makkelijk weg te halen. Een andere oplossing is het maken van een ecologische bak, waarbij een dikke laag aarde mogelijkheid biedt voor bodemorganismen om zich te vestigen. Springstaarten en wormen worden vaak gebruikt in zulke terrariums om de poep op te ruimen en af te breken tot onschadelijke stoffen.

Australische flappentak hangt ondersteboven vlak nadat zij (dit is een vrouwtje) uit haar oude vel gekropen is. Het vrouwtje heeft duidelijk meer stekels en een dikker achterlichaam dan het mannetje, bovendien zijn de vleugels veel kleiner. Na het vervellen eten de meeste flappentakken hun oude huid op.
Australische flappentak hangt ondersteboven vlak nadat zij (dit is een vrouwtje) uit haar oude vel gekropen is. Het vrouwtje heeft duidelijk meer stekels en een dikker achterlichaam dan het mannetje, bovendien zijn de vleugels veel kleiner. Na het vervellen eten de meeste flappentakken hun oude huid op.

GEDRAG
Flappentakken zijn vrij gevoelige dieren en moeten zo veel mogelijk met rust gelaten worden. Vooral wanneer ze gaan vervellen zijn ze ontzettend vatbaar voor prikkels. Het is dan het beste om ze een tijd lang met rust te laten, omdat de vervelling een langzaam en moeilijk proces is waarbij het dier heel kwetsbaar is. De nieuwe huid is namelijk nog zacht en verwondingen kunnen snel optreden. Na het vervellen blijven ze nog een tijd lang ondersteboven hangen om uit te harden en op te blazen (het groeien). Nadat ze klaar zijn eten ze de oude huid vaak op.


REFERENTIES

Hoell, H.V.; Doyen, J.T.; Purcell, A.H. (1998). Introduction to Insect Biology and Diversity (2nd ed.). Oxford University Press. pp. 398–399. ISBN 978-0-19-510033-4.

Key, K.H.L. (1991). Phasmatodea (Stick-insects). In CSIRO (ed.). The Insects of Australia. A textbook for students and research workers. Melbourne: Melbourne University Press, Vol. 1, 2nd Edn. pp. 394–404.

Rentz, D.C.F (1996). 16: Phasmatodea: Leaf and Stick Insects. Grasshopper Country. pp. 244–257.

Brock, Paul D.; Hasenpusch, Jack W. (2009). The Complete Field Guide to Stick and Leaf Insects of Australia. Csiro Publishing. pp. 126–128. ISBN 978-0-643-09418-5.

Bian, Xue; Elgar, Mark A.; Peters, Richard A. (2016). The swaying behavior of Extatosoma tiaratum : motion camouflage in a stick insect. Behavioral Ecology27 (1): 83–92. doi:10.1093/beheco/arv125.