Levend, dood en levenloos…Bij biologie kijken we eigenlijk vooral naar het leven, dieren, planten, schimmels en bacteriën zijn allemaal levende organismen.

Ze bestaan namelijk uit levende cellen, de kleinste bouwstenen van het lichaam. Maar alles wat leeft gaat op een gegeven moment dood. Het leeft dan dus niet meer. Het grote verschil met levenloos is, dat een levenloos ding nooit geleefd heeft en ook nooit zal kunnen leven. Dat verschil lijkt dus heel duidelijk, maar soms is het nog best lastig om te zien.


Bij dode dingen kun je denken aan rotte bladeren of de schedel van een dood dier, want die hebben ooit wel geleefd… Dingen die nooit geleefd hebben, dat zijn bijvoorbeeld: steen, ijzer en glas! Levenloos dus. En jij bent zelf natuurlijk hét perfecte voorbeeld van leven, want je kijkt deze video, terwijl je dat doet ben je aan het ademen en misschien ben je zelfs wel wat aan het eten! Dat zijn allemaal voorbeelden van levenskenmerken!


7 Levenskenmerken

Er zijn namelijk 7 verschillende kenmerken waaraan je kunt zien of iets leeft. Als het goed is herken je die bij jezelf:

  • Elk organisme begint klein, en door te groeien wordt die groter
  • Daarvoor moet een organisme zichzelf voeden, dus eten en drinken. Planten maken zelf hun voedsel en nemen water op met hun wortels.
  • Via de uitscheiding verlaten afvalstoffen het organisme, dieren doen dat door te poepen of te plassen
  • Kijken, luisteren en voelen zijn voorbeelden van waarneming, handig om te zorgen dat je niet per ongeluk ergens tegenaan loopt.
  • Want lopen is bewegen. Het verplaatsen van de ene plek naar de andere, bijvoorbeeld een cheetah die over de savanne rent of de bladeren van een plant die naar het licht toe draaien
  • Ademhalen is dan belangrijk om genoeg zuurstof binnen te krijgen
  • En uiteindelijk zorgt het voortplanten ervoor dat er weer nieuw leven ontstaat.

Bij de meeste dieren, zoals honden, apen en vissen zie je al deze levenskenmerken heel duidelijk. Maar bij planten is dat al lastiger. Neem bijvoorbeeld een appel! In de appel zitten zaadjes. Zo’n een zaadje niet uit zichzelf bewegen, maar als het in de grond komt en nat wordt, dan groeit er wel een nieuwe appelboom uit, en die appelboom die leeft ook. Soms kun je dus niet meteen alle levenskenmerken zien, maar zijn ze er wel!

Dus om het even naast elkaar te zetten:
– Iets dat leeft vertoont levenskenmerken, bijvoorbeeld een hond die door het bos rent
– En als iets dood is heeft het ooit wel geleefd, maar nu niet meer, bijvoorbeeld de schedel van een hond
– Levenloos is als iets nooit geleefd heeft, bijvoorbeeld een knuffel in de vorm van een hond

Dit was Hilmar’s biologiewereld, tot de volgende keer!