Hoe werken jou longen? Vanaf het moment dat je geboren wordt ben je constant bezig met jezelf in leven te houden, je moet eten…drinken…en ademhalen!

Wanneer je 10 jaar wordt heb je vanaf die eerste ademteug al zo’n 1 miljoen keer ademgehaald, bizar!

Maar het gekke is dat je over dat ademhalen helemaal niet hoeft na te denken, dat gaat helemaal vanzelf…gelukkig maar, anders zou het wel heel vermoeiend zijn…Ademen is superbelangrijk! Alle cellen in jouw lichaam hebben namelijk constant zuurstof nodig. Die zuurstof gebruiken ze voor de verbranding van glucose, waarbij energie, water en koolstofdioxide vrijkomen. Die koolstofdioxide is een afvalproduct en ADEM je daarna ook weer uit!


Deze uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide noemen we ‘gaswisseling’. Zuurstof en koolstofdioxide zijn namelijk gassen, je kunt ze niet zien maar ze zitten wel in de lucht! De gaswisseling gebeurt in de longblaasjes, dat zijn kleine bolletjes in jouw longen. Lucht gaat via de mond of neus door de luchtpijp, luchtpijptakken (bronchiën) en longpijptakjes naar de longblaasjes.

Tijdens het ademhalen gebeuren er eigenlijk twee dingen:
1. Je ademt in
2. Je ademt uit

Als je ademt merk je dat jouw buik en borstkast groter en kleiner worden. 
– Als je inademt wordt jouw borstkast groter en krijg je een bollere buik.
– Als je uitademt zakt jouw borstkast weer in en wordt je buik weer mooi plat

Dit is heel belangrijk! Want de uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide gebeurt in de longen, MAAR om die lucht in jouw longen te krijgen heb je een soort pomp nodig. Jouw borstkast en jouw buik ZIJN die pomp!

INADEMEN
1. Spieren in de borstkast trekken samen, ribben kantelen omhoog (borstkast wordt groter)
2. Spieren van het middenrif trekken samen, middenrif wordt plat
3. Borstholte wordt groter, longen worden ook groter
4. Onderdruk ontstaat, lucht gaat naar binnen

UITADEMEN
1. Spieren in de borstkast ontspannen, ribben gaan omlaag (borstkast wordt kleiner)
2. Spieren van het middenrif ontspannen, middenrif wordt bol
3. Borstholte wordt kleiner, longen worden kleiner
4. Bovendruk ontstaat, lucht gaat naar buiten