Een organisme zoals jij en ik bestaan uit allemaal onderdeeltjes, Dus laten we even helemaal inzoomen op de weefsels en cellen.
Jouw lichaam bestaat uit orgaansystemen, zoals het skelet of jouw verteringsstelsel. Die bestaan weer uit organen zoals je maag, lever en darmen. Organen zijn opgebouwd uit weefsels en die weefsels bestaan weer uit de allerkleinste bouwstenen van het lichaam, de cellen!
De Cel
Alle organismen op aarde zijn opgebouwd uit één of meerdere cellen. Een mens heeft er zelfs wel meer dan 60 biljoen. En die cellen zijn klein, je kunt ze met het blote oog niet zien, maar met microscoop kun je dat wel. Als je bijvoorbeeld een stukje van een ui onder een microscoop legt, dan zie je heel mooi de cellen liggen!
Een cel is dus het kleinste bouwsteentje van een organisme Maar er zijn allerlei verschillende soorten cellen. In ons lichaam hebben we bijvoorbeeld bloedcellen, spiercellen, hersencellen, noem maar op. Leuk, maar je hebt natuurlijk niet maar één spiercel en ook niet maar één hersencel, dan zou het leven namelijk knap lastig zijn. Gelukkig heb je een heleboel cellen van dezelfde soort. Die cellen zitten lekker dicht op elkaar en vormen samen een weefsel.
Het Weefsel
Een weefsel is dus een groep cellen met dezelfde functie en opbouw. Miljoenen hersencellen vormen samen het hersenweefsel en spiercellen vormen het spierweefsel. Zo heb je dus allerlei verschillende soorten weefsels. Vetweefsel, huidweefsel, botweefsel, spierweefsel, hersenweefsel. Meerdere van die weefsels vormen samen een orgaan.
Het Orgaan
Een orgaan is een deel van een levend wezen met een speciale taak Denk bijvoorbeeld aan je hart. Dat is een orgaan die het bloed door jouw lichaam pompt. Dat hart bestaat uit verschillende weefsels. Het bestaat uit spierweefsel dat kan samentrekken, maar ook zenuwweefsel dat zorgt dat de spieren aangestuurd worden. Organen hebben dus een speciale taak, maar de meeste organen kunnen in hun eentje nog niet zoveel. (Want als het hart pompt, moet het bloed nog wel via bloedvaten naar het lichaam toe). Daarom werken organen vaak samen. Zo’n groep organen die samenwerkt noemen we een orgaansysteem.
Orgaansystemen
Er zijn 11 orgaansystemen in je lichaam:
- De huid is de grootste en beschermt het lichaam tegen ziektes en uitdroging
- Het zenuwstelsel is eigenlijk een soort netwerk van internetkabels door jouw lichaam die bijvoorbeeld
- Het spierstelsel aanstuurt, zodat dat je kunt bewegen
- Het skeletstelsel zorgt voor stevigheid, zodat je niet als een pudding in elkaar valt
- En met het ademhalingsstelsel neem je zuurstof op uit de lucht
- Het verteringsstelsel maakt jouw eten klein en neemt voedingsstoffen
- En het bloedvatenstelsel vervoert het bloed met zuurstof en voedingsstoffen door het lichaam
- Via het uitscheidingsstelsel plas je urine uit
- Het lymfestelsel is belangrijk voor immuniteit tegen ziektes
- Het hormoonstelsel maakt bijvoorbeeld adrenaline als je schrikt, maar ook testosteron
- En die is weer belangrijk voor het voortplantingsstelsel om uiteindelijk baby’s te kunnen maken
Die orgaansystemen vormen dus jouw lichaam, zorgen dat jij kunt rennen, eten, zien, voelen, sporten, kortom, dat je lekker kunt leven! Mooi toch! Andere organismen zoals planten en dieren hebben ook zulke organen en orgaansystemen, maar die werken soms net iets anders of zien er verschillend uit. Neem bijvoorbeeld de ademhaling:
– Planten hebben huidmondjes op het blad
– Vissen ademen via kieuwen
– Mensen ademen met hun longen
Dus om het even samen te vatten, Alle organismen bestaan uit cellen, die bij elkaar zitten in weefsels. Meerdere weefsels vormen een orgaan en organen werken weer met elkaar samen in orgaansystemen. Dat alles bij elkaar zorgt dat jij lekker kunt sporten, tv-kijken, en het allerbelangrijkste, dat je blijft leven. Mooi he! Dit was hilmar’s biologiewereld, tot de volgende keer!